25 jaar Kanaalreservaat (zondag 27 juli 2014)
Zondag, 27 juli, was er voor deze gelegenheid een excursie voorzien. Etienne, al even veel jaren conservator, zou ons voor een aantal uurtjes doorheen het reservaat loodsen. Het was iets aan de warme kant maar daar kunnen we mee leven. De start was ook veelbelovend. Een Oranje luzernevlinder en een Fuut deden dienst als inleiders. De berm staat trouwens volop in bloei. Het gele Jacobskruiskruid overheerst alle andere kleuraspecten. Het zou ons te ver leiden om alleen al alle zeldzaamheden op te noemen, daarvoor ben je beter af met een bezoek ter plaatse. Het is vrij toegankelijk via toegangspoortjes en een kennismaking met onze geiten en schapen, die bijna plichtbewust het wandelpad vrij maken als je er passeert, is uitnodigend. Meteen is ook duidelijk wat hun taak is. Verbraming en verbossing een halt toe roepen, verschraling in de hand werken wat groeiplaats biedt aan andere er thuishorende planten die anders weggeconcurreerd worden. Je hoeft maar naar de overzijde van het kanaal te kijken om vast te stellen waar nietsdoen op termijn toe leidt.
Zo was het een aangenaam weerzien van het verloren gewaande IJzerhard, maakten we kennis met Blauw glidkruid, Heelblaadje, Duizendguldenkruid, Gewone agrimonie en zoveel meer. Schrale zones wisselen af met ruige, waarvan de variatie aan soorten er best mag zijn. Het Oranje zandoogje is de meest voorkomende dagvlinder op dit moment, een Icarusblauwtje, Kleine vos, Atalanta en Distelvlinder kruisen ons pad. Een alarmerende oeverloper verraadt zijn aanwezigheid. De vissers op paling en karper zijn teruggekeerd, al is dit niet alleen omdat ze een rustig en bereikbaar stekje vinden om hun hobby uit te oefenen maar vooral omdat de waterkwaliteit veel is verbeterd.
We zouden tot aan de brug te St.-Joris gaan want ook daar is veel moois aanwezig. Dreigende onweerswolken beslisten daar anders over. De helft van onze deelnemers, voor een keertje de slimste, achteraf bekeken, was al terug gekeerd naar het vertrekpunt. De anderen bleven moedig volharden. Het zou toch maar na vijven beginnen te regenen, volgens de weerkaarten. Vrij snel echter maakten ook wij rechtsomkeer en noodgedwongen gingen we schuilen in het loofbosje ter hoogte van de oeverzwaluwenwand. Ik weet niet hoe lang we daar hebben gestaan, gezocht naar alles wat dienstig kon zijn om onder te schuilen, gejammerd en gekleund, maar nat waren we, kletsnat. We zouden dus geen Grote tijm, Wit vetkruid, Knopig helmkruid, een Bijenorchis of een wasplaat zien. Ook niet genieten van het fraaie uitzicht van de kanaalbermen te St.-Joris.
We zakten af naar De Reisduif, het café op de hoek. Nat of droog, daar zijn we altijd welkom. Het kan ons misschien troosten dat we het onweer van ’s nachts niet over ons heen kregen. Een kolkende Flabbaertbeek was ’s anderdaags het sprekend bewijs: het heeft flink geregend. Het reservaat heeft alweer zijn naam eer aangedaan. Er valt altijd wel iets te beleven, al viel het dit keer het einde een beetje tegen.